De kwartsporfieren van Åland, Finland, Xander de Jong

Korte verslaggeving van de presentatie aan de Landelijke Studiegroep Zwerfstenen.

Bijgewerkte versie, januari 2020.

 

Xander de Jong en Piet Thijssen hebben in 2010, 2011, 2012 en 2014 op de Ålandarchipel, gelegen tussen Stockholm en het Finse vasteland, systematisch onderzoek gedaan naar en monsters genomen van alle aanwezige gesteentetypen en hebben daarnaast allerlei interessante geologische verschijnselen mogen waarnemen. Alle monsters zijn opgenomen in de collectie van de Bastei - Centrum voor natuur en cultuurhistorie - te Nijmegen (voorheen Natuurmuseum Nijmegen e.o. en zijn op afspraak te bekijken.

In 2018 ben ik met Matthias Bräunlich uit Hamburg (www.kristallin.de) ook nog op Åland geweest om de eilanden van het westelijk deel te bezoeken. Gedetailleerde verslaggeving van veel van onze bevindingen ten aanzien van de genomen monsters, zijn op deze website fantastisch uitgewerkt, waarbij de nadruk ligt op de voorkomens en het beschrijven van de diverse typen kwartsporfier. Vooral de kwalitatief hoogstaande detailopnamen van gepolijste vlakken, maken het gesteente kwartsporfier nog veel indrukwekkender!

*Kwartsporfier komt relatief gezien weinig voor; twee kleine locaties op het ‘vasteland’ van Åland (zie einde artikel) en verder op een tiental kleine rotseilandjes ten zuiden en zuidwesten van Åland en nieuw ontdekte voorkomens (2018) ten westen van Åland. Van de noord- en oostzijde zijn geen ontsluitingen bekend.

Er is één grote bijzondere ontsluiting aan de zuidkust: de kwartsporfiergang van Hammarudda, waar wij op drie plaatsen monsters hebben genomen. Dit was mogelijk dankzij de welwillende medewerking die wij twee jaar achtereen van twee mensen hebben ondervonden: eerst van de dochter van de man die als eigenaar het hele kustgebied waar de kwartsporfier voorkomt in beheer heeft, en later van haar vader zelf. De gang zelf heeft een breedte van ongeveer 300 meter. Wij hebben hem systematisch kunnen bemonsteren door een goede voorbereiding; studie van geologisch kaartmateriaal, oude literatuur en Finse geologische rapporten. De eigenaar van het (ook geologisch) prachtige eilandje Bogskär heeft ons enkele jaren achtereen fantastisch geholpen door ons overal naar toe te varen.

Voor monstername op de kleine rotseilandjes ben je afhankelijk van zes zaken:

(1) permissie, (2) droog weer, (3) weinig wind, (4) een bootje regelen, (5) aan land zien te komen en (6) tot slot natuurlijk monsters kunnen uithakken.

Gelukkig zijn wij er keer op keer in geslaagd om dit te ‘regelen’, al is het niet altijd mogelijk geweest om een eilandje te bezoeken; meestal door een gebrek aan een geschikte plaats om aan wal te kunnen gaan.

*Let op: voor een mogelijk bezoek zijn de meeste eilandjes zijn niet toegankelijk zonder noodzakelijke, voorafgaand verleende toestemming! De meeste eilandjes zijn privébezit hoewel de meeste Ålanders buitengewoon graag willen helpen!

*Denk ook om het geologisch erfgoed niet onnodig te beschadigen en hou rekening met het broedvogelseizoen en het betreden van kwetsbare gebieden!

Overzicht waar kwartsporfier is aangetroffen

Onder een overzicht van alle locaties op Åland waar wij kwartsporfier hebben  aangetroffen en/of waar deze is bemonsterd. Soms zijn er overgangen naar of is er sprake van samengaan met granietporfier/ringkwartsporfier of is er contact met diabaasporfiriet/anorthosiet.

Vasteland:                                                   

Gottby (5km NW Mariehamn)                                         

Gölby (5 km N Jomala)

Langviksbådarna west kust (9)

                                                                      

Zuidwestkust ten westen van Mariehamn:

Hammarudda kust vasteland en eilandjes onderdeel van de Hammarudda-intrusie(1)

Flåtskärshällen (2)

Bogskär (3)

Storbroskär (4)

Käringklubb (5)

Manskär (6)

Pepparn (7)

Rankgården (8)        

(Sandgrunden (porfiergang) en Västersten (allen anorthosiet) westelijk buiten het kaartgebied gelegen, resp. 4km Z en 5 km ZW van Degersand en ca. 8km W van Hammarudda) zijn ook bezocht.

Westkust bij Skeppsvik, eilandjes:         

Långviksbådarna (9)                                  

Bredvik (10)                                                 

Blåklobben (ignimbriet) (11)

Scherengebied Signilskär west van Storby, eilandjes met ringkwartsporfier:

(Ter kennisgeving, een tweede presentatie is ophanden)

Tödding/Töllingarna (12)

Flyttorna (13)

Torskklobbarna (14)

Glasskär (15)

Norra en södra Vasterskär (16)

Måsskär (17)

Tristonklubb (18)

Hamnskär (19)

Enskär (20)

Höggrund (anorthosiet) (21)

Ik heb niet alle locaties kunnen presenteren, anders zou dit een lange lezing geweest zijn en niet direct een korte presentatie.

Kwartsporfier komt alleen voor nabij de contactlijn tussen de Ålandrapakivi en het omringende oude oergebergte, dat hoofdzakelijk uit omgezette gneizen, granodiorieten en doorsnijdende pegmatieten bestaat, naast enkele voorkomens van zeer oude, grofkorrelige granieten die niet tot de Åland rapakivi intrusie behoren.

Op enkele plaatsen komen ook donkere gesteenten voor als diabaasporfieriet (eigenlijk is een betere benaming: plagioklaas-porfierische diabaas of paleobasalt) en anorthosiet; dit is zijdelings meegenomen) die vaak naast de kwartsporfier voor komt.

Åland-kwartsporfier is een zeer goed herkenbaar gesteente dat zich kenmerkt door een meestal zeer fijnkorrelige grondmassa waarin zich tot centimetergrote eerstelingen van kwarts en veldspaat bevinden, allen door corrosie afgerond. Deze kristallen zijn dus in het algemeen niet meer hoekig, maar ovaal afgerond en soms gerafeld of ingescheurd. In het algemeen zijn er relatief weinig donkere mineralen aanwezig. De kleurstelling varieert van grijs tot bruin tot roodbruin lopend naar volrood. Plaatselijk kunnen kleurwisselingen optreden en kunnen de kleuren ook in elkaar overgaan. Soms zitten er in de kwartsporfier grote ovoïden, eivormige afgeronde veldspaatkristallen omgeven door een lichtgekleurde mantel van plagioklaasveldspaat en zijn er vreemde insluitsels (xenolieten) van  andere gesteenten in aan te treffen; deze kunnen tot een meter groot zijn. Het gaat hier meestal om zwartgroene restanten van opgenomen basalten.

De meest fraaie ontsluitingen zijn natuurlijk aan de kust te vinden omdat de oevers altijd schoon blijven door kruiend ijs in het voorjaar. Het gesteente kan er zeer goed bestudeerd worden en de gletsjerkrassen zien er nog zeer fris en onbeschadigd uit, alsof ze pas gisteren zijn ontstaan. Hierdoor is het ook nog mogelijk om, naast alle variaties binnen de kwartsporfier, de sporen van allerlei interessante geologische processen waar te nemen.

 

Wat hebben wij waargenomen en wat kunnen wij hier uit concluderen?

 

Bij Hammarudda, helemaal aan de zuidzijde van Åland loopt een driehonderd meter brede gang die oude granodiorieten doorsnijdt. Zie bijgaand kaartoverzicht.

Het gesteente doet wat rommelig aan, de grondmassa is niet fijnkorrelig zoals het bij kwartsporfieren verwacht zou moeten zijn. Er zijn veel grote ovoïden die het gesteente op het eerste gezicht een rapakivi-achtig uiterlijk verlenen. Ook zijn er regelmatig insluitsels van donkere gesteenten, zoals restanten van basalt, diabaasporfiriet en anorthosiet. Opvallend zijn de regelmatig voorkomende groene plagioklaaskristallen tot decimeter groot en het voorkomen van afgeronde gecorrodeerde kwartsen die een enkele maal omgeven zijn door een dun randje van zwarte hoornblende. Deze laatste verschijnselen zijn kenmerkend voor de bekende Ålandgranietporfier die op Åland enkele grote arealen inneemt en waarbij vrijwel alle kwartskorrels omrand zijn met een randje donkere hoornblende.

Dit brengt ons bij het volgende probleem: Finse geologen beschouwen kwartsporfier alleen als kwartsporfier indien de grondmassa zeer fijnkorrelig is. Toch staat dit type gesteente op de geologische kaart aangegeven als kwartsporfier en is deze in de literatuur bekend geworden als het type Hammarudda. Mijns inziens zou dit kunnen betekenen dat de grondmassa door de relatief langzame afkoeling in een brede gang de tijd heeft gekregen om iets grotere kristallen te vormen en hiermee één kenmerk van granietporfier aan te nemen, maar wel de overige kenmerken van kwartsporfier behoudt. Ik heb in de granietporfier noord van Mariehamn, vrijwel geen ovoïden gevonden en bovendien zijn hierin verreweg de meeste kwartsbolletjes en andere insluitsels met een hoornblendelaagje omrand en is de grondmassa absoluut niet fijnkorrelig meer te noemen. In het Duits wordt dit type daarom ook Ringkwartsporfier genoemd wat misschien wel een betere benaming is.

Aan de kust is de kwartsporfier van Hammarudda prachtig ontsloten. Vooral bij nat weer is er veel waar te nemen als je de tijd neemt om de driehonderd meter brede kustlijn met kwartsporfier tenminste wil aflopen. Er zijn twee typen kwartsporfier te onderscheiden. Het meest voorkomende type is roodbruin van kleur, bevat veel ovoïden en donkere mineralen. (Foto 1).

Foto 1 .

Overal zijn restanten van het oude oergebergte als insluitsel waar te nemen, variërend van een grootte van enkele centimeters tot aan ca. een halve meter. Deze basaltische xenolieten (insluitsels van andere, vreemde gesteenten) zijn duidelijk plastisch geweest en gecorrodeerd, waardoor de randen rafelig van vorm zijn en er veldspaten vanuit de kwartsporfier tot enkele centimeters diep in zijn doorgedrongen. (Foto 2).

Foto 2.

Het andere type komt veel minder voor maar is daarentegen nog fraaier van uiterlijk: chocoladebruin van kleur, vrijwel geen ovoïden maar hoekig afgeronde veldspaten met een brede rand van bleekgeel gekleurde plagioklaas, met heldere lichtgrijze afgeronde kwartsen. (Foto 3).

Foto 3.

Op de kust ligt een groot veld met zwerfstenen, alle rond de 10-15 cm groot en in de meeste gevallen bestaande uit plaatseigen Hammaruddakwartsporfier. Andere gesteenten vallen onmiddellijk op: Upplandgraniet, Ålandgraniet en –rapakivi, maar ook porfieren die op grond van hun afwijkend uiterlijk alleen maar afkomstig kunnen zijn uit noordelijker streken en hierom meestal als porfieren van de Botnische Golf bestempeld worden.

De grote gang bij Hammarudda lijkt door te lopen tot in het tegenovergelegen eilandje Flåtskärshällen. (Foto 4)

Foto 4.

Op Hammarudda zelf heb ik op drie plaatsen in de gang monsters genomen. Opvallend zijn de eerder genoemde grote ovoïden die veelal een rode zoom hebben van plagioklaasveldspaat; bij de rapakivi’s is deze groengrijs. De kwartsen zijn licht van kleur en hebben door botsingseffecten aan de buitenzijde een opvallend witte kleur gekregen. Tot dit type behorende afgeronde stenen van lokale herkomst zien er vrijwel hetzelfde uit als de granietporfieren die afkomstig zijn van Rödö. Met het blote oog is er geen onderscheid te maken en ik ben er dan ook van overtuigd dat vele zwerfstenen waarvan men eerder het moedergesteente op Rödö vermoedde, in werkelijkheid afkomstig zijn van Hammarudda of andere nabij gelegen eilandjes! Op Flåtskärshällen (eilandje tegenover Hammarudda) is de situatie hetzelfde maar kunnen grote onverweerde oppervlakken van deze porfier bekeken worden en zijn alle kleurvarianten zichtbaar, naast prachtige xenolieten en autolieten (opgenomen gesteentebrokken afkomstig uit dezelfde intrusie) in diverse verschijningsvormen. (Foto 5). Hier liggen veel meer grijs gekleurde zwerfstenen dan het op het dichtbij gelegen strand van Hammarudda.

Foto 5.

De ‘echte’ kwartsporfieren, dus gesteenten met een zeer fijnkorrelige grondmassa, zijn in wisselende omstandigheden goed ontsloten op bovengenoemde eilandjes.

Naast elkaar vindt men daar uiteenlopende typen die soms veel ovoïden bevatten en soms helemaal niet. De kleur van de grondmassa varieert van grijsbruin tot fel rood doorlopend tot paarsrood. In alle gevallen is een belangrijk kenmerk zichtbaar: de gecorrodeerde ronde kwartsen waarvan de diep doorgedrongen barstjes opgevuld zijn met materiaal uit de grondmassa. Op enkele eilandjes zijn deze kwartsen zelfs melkwit van kleur, waardoor de gelijkenis met de veelal foutief aan Rödö toegekende kwartsporfieren opvalt. Dit moet wel leiden tot een andere zienswijze ten opzichte van de herkomst van kwartsporfieren met witte kwartsen.

Op vrijwel alle eilandjes vielen, net als bij Hammarudda, de eerder genoemde xenolieten op; prachtige voorbeelden, compleet met haarscherpe, noord-zuid geöriënteerde gletsjerkrassen, waren alom aanwezig en in één geval was er zelfs sprake van een insluitsel in een xenoliet. Het is verleidelijk om een fraai stuk met gletsjerkrassen uit te hakken; ik ben van mening dat je, nadrukkelijk gezegd, juist op afgelegen eilandjes het geologisch erfgoed intact moet laten en hier dus geen zichtbare schade moet achterlaten. Goede foto’s maken is een betere optie!

In sommige gevallen zijn er ook autolieten, of andere opvallende xenolieten, waarvan je je afvraagt van welk voorkomen deze afkomstig zouden kunnen zijn. Dit kunnen stukken gelijkkorrelige graniet zijn, maar ook een twee decimeter groot stuk schriftgraniet in de kwartsporfier is hiervan een voorbeeld. (Foto 6). Vreemd genoeg heb ik geen autolieten van typische Ålandgesteenten aangetroffen, zoals bv. van Ålandrapakivi of Ålandgraniet.

Foto 6.

De overal aanwezige prachtige relicten van de laatste ijstijd (dus niet van de ijstijd die ons de meeste zwerfstenen heeft gebracht) bestaan niet alleen uit afgeslepen rotsen van kwartsporfier en drukverschijnselen die zich openbaren in barsten en spleten in het gesteente, maar ook uit kenmerkende decimetergrote parabolen die door druk van een in het ijs opgenomen steenblok van de ondergrond zijn afgesprongen. In sommige gevallen waren hele ‘files’ van deze parabolen zichtbaar, precies in de richting van de voormalige ijsstroom. (Foto 7).

Foto 7.

Op sommige eilandjes waren andere geologische processen zichtbaar. De contactzone met omringende gesteenten is niet scherp, maar vertoont een zeer geleidelijke overgang waarin het aantal veldspaten en kwartsen langzaam afneemt totdat er een halve meter brede contactzone zonder insluitsels overblijft. Dit zijn dus ook gidsgesteenten die we nu wel thuis kunnen brengen. Door de hoge temperatuur en de aanwezigheid van veel materiaal van hoge temperatuur, kon deze contactzone zich ontwikkelen. Waar wel sprake was van een messcherpe overgang, betrof het vrijwel altijd grote xenolieten van meestal gelijkkorrelige graniet of pyterliet. Tijdens de opname en door de relatief snelle afkoeling van de kwartsporfier kregen deze geen tijd om op te smelten, en dus evenmin om meters brede overgangszones te vormen.

Op een enkele plaats is de kwartsporfier doorbroken door aplietgangen. Apliet is een zeer fijnkorrelig gesteente, dat door opname van ronde kwartsen soms een oppervlakkige gelijkenis vertoont met kwartsporfier, waardoor je bijna zou denken dat een andere kwartsporfiergang de eigenlijke kwartsporfier doorbroken zou hebben. We kunnen dit gesteente dan ook porfierapliet noemen. (Foto's 8 en 9).

Foto 8.

Foto 9.

Op het eilandje Blåklobben, net onder Skeppsvik gelegen, komt kwartsporfier in een bijzondere vorm voor. Kwartsporfier neemt 10% van het eiland in, het overige deel bestaat uit anorthosiet. De kwartsporfier is paarsrood van kleur en ziet er op afstand duidelijk gelaagd dan wel gestreept uit waardoor we moeten denken aan een ignimbriet. Ignimbrieten zijn ontstaan uit vulkanische gloedwolken, en bevatten fiamme (Latijn voor ‘vlammen’): dunne strepen in het gesteente, die ontstaan zouden zijn uit platgedrukte stukjes opgenomen gesteente. Bij de kwartsporfier van Blåklobben is in de ‘fiamme’ de kleur duidelijk anders maar in de ‘fiamme’ komen dezelfde veldspaten en kwartsen voor als die in de overige grondmassa. (Foto 11).

Foto 11.

Ten westen van Skeppsvik, ongeveer 15 km uit de kust, ligt een groep eilandjes waarvan ik er toentertijd één bezocht heb: Tödding, ook wel Töllingarna genoemd. De kwartsporfier bevat hier de eerder genoemde melkwitte kwartsen. Dit type is in Zandstra (1999: 70) aangeduid met het Skeppsvik-type (foto 12a) en komt in een oranjerode kleurstelling voor, die verderop overgaat in een fijnkorreliger en met eerstelingen rijke gevulde grondmassa die een grijsbruine hoofdkleur heeft. (Foto12b).  Hier zijn de eerder genoemde ‘paraboolfiles’ (foto 7) te vinden. Aan de noordzijde van het eilandje ligt aan de kust een veld met hoekig afgeronde stenen die grotendeels overeenkomen met het op het eiland aangetroffen oorspronkelijke gesteente. Omdat de ijsrichting noord-zuid was, zou dit kunnen betekenen dat deze stenen zogenaamde plaatseigen stenen zijn. Andere typen gesteenten, waaronder kwartsporfier komen af en toe ook voor en dat betekent dat er dus nog sprake kan zijn van noordelijker gelegen, nog onbekende voorkomens die wellicht voor een groot deel onder water liggen (is bevestigd 2018). Volgens de geologische kaart bestaan de overige, westelijk gelegen eilandjes uit andere gesteentetypen.

Foto 12b.

Foto 12a

Enkele eilandjes ten zuidoosten van Hammarudda

 

Op Storbroskär, hebben wij de grens tussen de kwartsporfier en de diabaasporfiriet opgezocht. Deze overgang is messcherp en de porfier is door ijsdruk aanzienlijk verbrokkeld, terwijl de diabaasporfiriet daarentegen prachtige gletsjerkrassen vertoont. In de diabaasporfiriet zijn centimetergrote plagioklaaskristallen zichtbaar. (Foto 13).

Foto 13.

Op Pepparn is de kwartsporfier op één locatie aangetast door verwering die door humuszuren is veroorzaakt, waardoor de felwit verweerde randen van de aanwezige ovoïden sterk doen denken aan het uiterlijk van een verweerde rapakivi. (Foto 14). Hier hebben we het eerder genoemde twee decimeter grote brok van schriftgraniet als xenoliet in de kwartsporfier aangetroffen. (Foto 6). Waarschijnlijk is het afkomstig van het oude oergebergte, waar het deel heeft uitgemaakt van een pegmatiet, naast talloze xenolieten van basaltische oorsprong. Hier ook fraaie ontsluitingen waarin de fijnkorrelige graniet afwisselende lagen vormt met kwartsporfier. Op Pepparn lijkt er sprake te zijn van een honderd meter brede gang, vermoedelijk voortvloeiend uit die van Hammarudda, die aan de zuidzijde de oranjerood gekleurde granodioriet doorsnijdt en aan de noordkant fijnkorrelige pyterliet. De grondmassa is hier echter fijner dan op Hammarudda. Ook ontbreken ovoïden grotendeels en heb ik geen overgangen naar granietporfier aangetroffen.

Foto 14.

Op Käringklubb zijn we aan land gegaan bij de contactzone tussen kwartsporfier en de oude gneizen; hier is de boven beschreven contactzone goed zichtbaar en ook hier heeft de kwartsporfier melkwitte kwarts als eersteling en is het gesteente overwegend fel rood met af en toe een grotere ovoïde, al komt er ook een bruine variant voor die geen ovoïden bevat maar daarentegen meer eerstelingen in de grondmassa heeft zitten. (Foto 15).

Foto 15.

Op het eilandje Manskär vinden we de bedoelde porfieraplietgang die de ook weer felrode kwartsporfier doorkruist en vinden we scherpe overgangen waar grote autolieten van gelijkkorrelige graniet zijn opgenomen. (Foto’s 8 en 9). Ook hier fraaie parabolen die zelfs twee kanten op wijzen en fraaie basaltische xenolieten waaraan goed te zien is dat deze plastisch moeten zijn geweest; veldspaten zijn ook hier vanuit de omringende kwartsporfier aan de buitenzijde van de xenoliet enkele centimeters diep doorgedrongen. (Foto 10).

Op Bogskär vinden we een bruine variant van kwartsporfier, terwijl tweehonderd meter verder de kwartsporfier intensief paarsrood is. In de bruine variant vinden we grote basaltische xenolieten, in één ervan vinden we de eerder genoemde basaltische xenoliet met een opgenomen restant van anorthosiet. (Foto's 16 en 17).

Foto 16.

Foto 17.

Rankgården is het meest oostelijk gelegen eilandje waar kwartsporfier dagzoomt. De kwartsporfier komt hier in twee varianten voor: de vrij grove bruine variant en een fijnkorrelig, grijs gekleurd type met veel kleine veldspaten en relatief veel kwarts. (Foto 19).

Foto 19.

Later toegevoegd aan deze presentatie

Op Sandgrunden, westelijk van Hammarudda, doorkruist een meters brede kwartsporfiergang de oude gneizen en pegmatieten. De volgorde van alle geologische verschijnselen is hier goed vast te stellen. Deze porfiergang heeft waarschijnlijk niets te maken met de rapakivi en is zeer waarschijnlijk van latere datum. Ook is het gesteente afwijkend van de hierboven beschreven kwartsporfieren, die wel tot de rapakivi gerekend worden. (Foto 18).

Foto 18.

Op Västersten, ook weer westelijk van Hammarudda, is het gehele eiland opgebouwd uit grofkorrelige anorthosiet, met veel meer eerstelingen dan het geval was op Blåklobben. Sommige kristallen zijn fraai ontwikkeld tot rechthoekige tabletten van bijna tien centimeter groot. Anorthosiet en kwartsporfier komen vaak naast elkaar voor, maar op dit eilandje komt geen kwartsporfier voor, alleen een smalle gang van Ålandgraniet doorkruist de anorthosiet.

Op Manskär heb ik een tien centimeter grote zwerfsteen van anorthosiet aangetroffen, die dus afkomstig kan zijn van Västersten, of anders van onbekende voorkomens elders. Op de kust van Hammarudda trof ik een twintig centimeter groot zwerfsteenblok van anorthosiet aan, dat afkomstig lijkt te zijn van Blåklobben.

Zwerfstenen met melkwitte kwartsen, duidelijk afkomstig van het westelijk gelegen Tödding, heb ik in ruime mate aangetroffen op eilandjes voor de kust van Skeppsvik, maar vreemd genoeg niet op de kust bij Skeppsvik zelf.

Dichtbij Skeppsvik liggen de eilandjes Långviksbådarna (foto 20) en een klein naamloos eilandje bij Bredvik (foto 21) waar ook kwartsporfier is gemonsterd.

Foto 20.

Foto 21.

Op dit kleine eilandje zeer fraaie opgenomen blokken Ålandgraniet en enkele gangen. Over het algemeen een intens rode kwartsporfier met een zeer fijnkorrelige grondmassa.

In bovengenoemde drie gevallen zou er, mits mijn conclusie juist is, sprake kunnen zijn geweest van transport in oostelijk- tot zuidoostelijke richting van lokaal materiaal, terwijl de gangbare ijsstromen in de regel noordzuidelijk waren. Ik kan alleen suggereren dat niet alle ijsstromen voldoende in beeld zijn gebracht en dat we niet moeten onderschatten dat ook recent transport door smeltend en kruiend ijs een belangrijke rol kan spelen in transport van lokaal zwerfsteenmateriaal.

Voor diegene, die niet met bootjes de voor de kust gelegen eilandjes willen opzoeken: op het ‘vaste land’ van Åland iets ten noordwesten van de hoofdstad Mariehamn, hebben wij kwartsporfier ook als vaste rots aangetroffen. (Foto's 22 en 23). Bij de locatie is sprake van een plat afgeslepen rotsoppervlak, waarbij het zeer moeilijk is om een stuk van de vaste rots te bemachtigen. Op de tweede locatie (foto 23) is de kwartsporfier zeer goed ontsloten door een honderd meter lange wegontsluiting. Het betreft hier restanten van de uitgevloeide massaporfier, vermoedelijk afkomstig uit de grote gang bij Hammarudda, maar dit is nog niet zeker.

Foto 22.

Foto 23.

Bij Långviksbådarna komt op het vaste land ook kwartsporfier voor, maar deze is zeer slecht ontsloten door overwoekering van onderbegroeiing.

Voor meer informatie en foto’s, verwijs ik naar de site van Matthias Bräunlich (www.kristallin.de ), waarop van onze expeditie naar de kwartsporfieren van Åland, gedetailleerd verslag is gedaan.

In 2018 hebben Matthias Bräunlich en ondergetekende in een gemeenschappelijke expeditie, het onderzoek naar de voorkomens en de herkenning van de kwartsporfieren en anorthosieten van Åland, eindelijk kunnen afronden.

Onze voorlopige conclusie: er is na ons bezoek van 2018 met zekerheid vastgesteld dat er ten westen van Åland in het Signilsskär scherengebied sprake is van een tweede voorkomen van kwartsporfier/ringkwartsporfier.

De kwartsporfieren van Åland zijn zeer variabel, bevatten veel insluitsels van donkere gesteenten en sommige typen zijn lastig te onderscheiden van die van Rödö. Ook is niet meer mogelijk om Ålandkwartsporfieren tot een precieze locatie te herleiden omdat bepaalde karakteristieke typen op meerdere plaatsen voorkomen. De porfier van Hammarudda is op het oog identiek aan die van Flyttorna, Signilskär waar we in 2018 een soortgelijk type als vaste rots hebben gemonsterd.

Een tweetal strandstenen identiek aan de ignimbriet van Blåklobben, zijn aangetroffen op eilanden aan de oostzijde van Signilskär wat inhoudt dat er sprake moet zijn van een tweede voorkomen van dit buitengewoon fraaie type ignimbriet. Helaas is de vaste rots niet aangetroffen zodat er sprake moet zijn van een onderwatervoorkomen.

Anorthosiet komt voor op drie plaatsen: het eilandje Västersten ten zuiden van Åland, het eilandje Blåkobben ten zuidwesten én het eilandje Höggrund in de uiterste noordpunt van de Signilskärfjärden, ten westen van Storby.

De anorthosiet is op alle bovengenoemde locaties plaatselijk wat roodachtig en daarom erg lastig te onderscheiden van de voorkomens van Ångermanland syenietgabbro, waardoor het bestemmen van beide gidsgesteenten, anorthosiet én kwartsporfier zeer ter discussie komt te staan.

 

Gesteentemonsters van Åland (en overig Finland, Zweden en zuid-Noorwegen) zijn op afspraak te bekijken in het depot van de Bastei.

Kaartgegevens met coördinaten gps zijn op aanvraag verkrijgbaar.

Xander de Jong  2020

Conservator geologie/paleontologie

De Bastei, centrum voor natuur en cultuurhistorie Nijmegen

(Voorheen Natuurmuseum  Nijmegen e.o.)

geopaleo@debastei.nl