Gidsgesteenten

In geologisch/petrologisch opzicht nemen gesteenten uit het Oslo-gebied in Noorwegen een bijzondere plaats in. Vergeleken met gesteenten in de wijdere omgeving zijn deze zgn. Oslo-gesteenten in geologisch opzicht jong te noemen en hun ontstaanswijze is bijzonder.

In het Laat-Carboon en het Vroeg-Perm is door tektonische oorzaken, waarschijnlijk als gevolg van gebergtevorming in Midden- en West-Europa, de aardkorst in Zuid-Noorwegen gaan scheuren. Langs diep reikende breuken zijn stroken aardkorst weggezakt. In de breukzones kwam het op veel plaatsen tot  vulkanisme, waarbij op grote schaal vulkanische gesteenten aan het aardoppervlak zijn gevormd. Eerst waren dat vooral donkere basalten, later gevolgd door rhomben-porfieren. Rhomben-porfieren zien er anders uit dan basalt , maar ook hun samenstelling verschilt. Rhomben-porfierlava’s bevatten vooral meer kiezelzuur (SiO2). Bekend is dat kiezelzuurrijke lava’s niet of nauwelijks vloeien. De lava’s zijn te stroperig. Toch bedekken rhomben-porfieren vandaag de dag in het Oslogebied grote oppervlakken en bereiken de gesteenten laagdiktes van tientallen tot meer dan honderd meter. Tijdens het Perm moeten de lavauitvloeiingen van rhomben-porfier een nog veel groter gebied hebben bedekt. Veel van de gevormde vulkanische gesteenten zijn naderhand door verwering verdwenen.

Basaltrotsen bij Mölen, zuidelijk van Helgeroa in Zuid-Noorwegen.

Deze donkere rotsen waren de eerste vulkanische gesteenten die in de breukzone van het Oslogebied in het Laat-Carboon aan het aardoppervlak uitvloeiden

 

Oslobasalt (melafier-amandelsteen) – Mölen, zuidelijk van Helgeroa in Zuid-Noorwegen.

De gloeiend hete basaltlava kon bij het uitvloeien aan het aardoppervlak niet geheel ontgassen. Talrijke gasbellen bleven in de afkoelende lava gevangen. De holten zijn in de loop van de tijd door insijpelend poriewater met daarin opgeloste mineralen geheel opgevuld. De witte holte-opvullingen liggen in banen boven elkaar. Ze markeren evenzovele eruptiefasen